
De 3*I didactiek
De 3*I-didactiek bestaat uit drie stappen: introduceren, isoleren en integreren. Deze drie stappen kan je als coach gebruiken om jouw spelers nieuwe vaardigheden aan te leren. In dit artikel wordt verder ingegaan op deze drie stappen inclusief concrete voorbeelden.
Introduceren
De introductie gaat over het ervaren, herkennen en erkennen van de speluitdaging. Het wordt al snel duidelijk waarom het nodig is om iets nieuws te leren. Je leert als eerste wat het probleem is en waarom dit een probleem is.
Nadat de spelers het probleem begrijpen heb je als coach twee opties: (1) de spelers vertellen wat “de beste” manier is om met het probleem om te gaan of (2) je laat de spelers dit zelf verkennen. Jouw manier als coach hoeft niet de beste manier te zijn omdat elke speler anders is. Echter kost het laten verkennen van de mogelijkheden wel meer tijd en heeft een risico dat spelers zichzelf verkeerde dingen willen aanleren. Zelf ontdekte manieren blijven echter wel langer aangeleerd en zullen in momenten van hoge stress beter worden uitgevoerd.
Voorbeeld
Regen en modder leiden tot een glad speelveld waardoor je makkelijk kan uitglijden. Door de spelers hun rennen door de modder zullen ze vanzelf merken dat het lastiger is om je balans te houden. Bij de eerste optie laat je de spelers naar jou toe komen, je legt uit dat zij de voeten zo veel mogelijk onder hun lichaam moeten houden en zo minder vaak onderuit gaan. Bij de tweede optie laat je de spelers langer doorspelen zodat zij meer tijd hebben om zelf te oefenen. Daarna roep je de spelers naar je toe en vraag je wat wel/niet werkte voor de spelers.
Isoleren
Nu het probleem duidelijk is en alle spelers het hebben kunnen ervaren begint de isolatiefase. Deze start met het uitleggen van de oplossing van de coach (optie 1) of het voorzien van feedback op de aangedragen oplossingen (optie 2). Als coach kies je een of meerdere oplossingen die de spelers, in deze fase, veelvuldig gaan herhalen.
De isolatiefase gaat niet over het constant herhalen van precies dezelfde beweging. Je wilt als coach hier steeds meer kleine variaties in aanbrengen. Tijdens het spel krijg je ook niet altijd precies dezelfde situatie. Door steeds te variëren vergroot je ook het aanpassingsvermogen van de speler. Zo kan hij/zij in elke situatie omgaan met het probleem.
Voorbeeld
Een van de oplossingen voor gladde ondergronden is een “T-step” (link volgt later; hierin maak je als speler een korte stap achter je standbeen waarbij achterste voet haaks staat op de voorste voet). Als coach leg je de oplossing uit en je laat de spelers jou nadoen. Wanneer ze de basis doorhebben begin je met variëren. Denk hierbij aan: de richting die de spelers op moeten stappen, zo snel mogelijk reageren op de kant waar de bal heen gaat, reageren in richting op een tegenstander, van kaarsrecht lopen tot zo laag mogelijk zitten.
Integreren
In de integratiefase wordt het nieuw geleerde in de praktijk gebracht. Hiermee stimuleer je de ’transfer’ van de oefenomgeving naar de spelomgeving. Het is hierbij belangrijk dat de speler nog steeds het oorspronkelijke probleem blijft ervaren en daarmee kan oefenen.
Voorbeeld
Je laat een defensive back één-op-één een receiver verdedigen. De receiver laat je expres routes lopen waarbij beide spelers van richting moet veranderen in het modderige gedeelte. Hiermee maak je een eerste stap van het isoleren van het voetenwerk naar een reële spelsituatie.